PPID
De ziekte van Cushing, ook wel PPID genoemd, komt vooral voor bij oudere paarden en pony’s. Omdat de ziekte van Cushing bij het paard ontstaat door een verkeerde werking van de hypofyse wordt de ziekte in de paardengeneeskunde tegenwoordig liever PPID (pituitary pars intermedia dysfunction) genoemd, wat staat voor een hyperactieve/overmatig functionerend middendeel van de hypofyse.
Naar schatting komt PPID voor bij ongeveer 15% van de paarden ouder dan 15 jaar. De symptomen die optreden bij PPID worden enerzijds veroorzaakt door de verstoring van de verschillende hormoonconcentraties en zijn anderzijds het gevolg van de directe drukverhoging die de vergrote hypofyse (een klier onder de hersenen) op de omliggende hersendelen uitoefent.
Verschijnselen
De bekendste symptomen van PPID zijn overmatige haargroei en hoefbevangenheid. De paarden ontwikkelen een lange, krullerige vacht met soms een afwijkende kleur. Hoefbevangenheid treedt als complicatie op bij bijna een kwart van de paarden met PPID.
Andere verschijnselen:
vetbulten in de holte boven het oog, toegenomen eetlust een bolle hangbuik met een kale rug, door het verdwijnen van rugspieren, een verminderde weerstand en hierdoor vaker ontstekingen en infecties
moeilijk, genezende wondjes, overmatig zweten, verminderde vruchtbaarheid; merries worden niet of moeilijker drachtig, een nattere en viezere stal door veel drinken en veel plassen als PPID ook nog eens voor suikerziekte (insulineresistentie) heeft gezorgd, in zeldzame gevallen blindheid en aanvallen die lijken op flauwvallen, in een vroeg stadium minder specifieke verschijnselen zoals een afgenomen werklust, prestatieverlies en subtiele veranderingen in het karakter (rustiger, minder alert, slaperiger).
Dierenarts: zodra het paard de symptomen dierenarts bellen. Je kunt in de tussen tijd niet veel doen als hij komt. Meestal wordt er bloed af genomen om een diagnose te stellen. Er is geen genezing. De symptomen kunnen wel vermindert worden met middelen die de afgite van de hormonen uit het middendeel van de hypofyse remmen.Binnen vier tot zes weken na het starten van een behandeling ziet een eigenaar vaak al verbetering in de vorm van een toegenomen activiteit en in de rui komen/verlies van de lange haren. Naast de zichtbare veranderingen is het verstandig om de dierenarts ook bloed te laten prikken ter bepaling van de hormoonconcentratie om zo te controleren of deze concentratie voldoende daalt. Ook de bloedsuikerhuishouding moet dan weer gecontroleerd worden. Indien na vier tot zes weken behandelen geen verbetering is opgetreden, is een aanpassing van de medicijndosering meestal noodzakelijk. Ook als het paard goed reageert op de behandeling, kunnen de symptomen in de loop van maanden toch weer terugkomen omdat het onderliggende probleem wel voortschrijdt. De meeste paarden hebben daarom naarmate ze ouder worden één of meerdere keren een aanpassing in de dosering van de medicijnen nodig. Het is dus erg belangrijk het paard in de gaten te houden op mogelijk terugkeer van de symptomen en de dierenarts één tot twee maal per jaar bloed te laten prikken om de hormoonconcentratie en de suikerhuishouding te controleren.
Ondanks het feit dat PPID niet te genezen is, is het in veel gevallen wel mogelijk de ziekte te behandelen en kunnen hoefbevangenheid en andere complicaties voorkomen of verminderd worden waardoor het paard vaak nog lang van zijn oude dag kan genieten.
Bron: http://www.diergeneeskunde.nl/ziektebeeld/stofwisselingsziekten-endocrinologie/ppid/diagnose_behandeling_ppid/ en PowerPoint